text.skipToContent text.skipToNavigation

Bouwmaterialen: de verankeringsondergrond

De keuze voor een anker hangt niet alleen af van de belasting van de verankering. Ook het materiaal waaraan het element moet worden verankerd, is van belang.
De eigenschappen van het bouwmateriaal houden een bepaalde drukvastheid in die van invloed is op de keuze van een anker.
De drukvastheid is de drukkracht die materiaal kan weerstaan, weergegeven in MPa. Wanden van gips, metselwerk of beton hebben verschillende eigenschappen en vragen dus om een specifieke benadering. Naast de eigenschappen van het materiaal is ook de dikte van het materiaal van belang.

Plaatelementen

Plaatelementen zijn dunwandige bouwmaterialen. Deze plaatelementen zoals gipskar­ tonplaten, gipsvezelplaten, vezelplaten, spaanplaat en multiplex hebben veelal een geringe drukvastheid. Bevestiging door middel van pluggen, die hun kracht ontlenen aan spreiding aan de achterzijde in de holle ruimte, vormt een goede basis voor een solide bevestiging. Dit wordt vormsluiting genoemd. De daarvoor geschikte pluggen kennen we als holle wandpluggen.

Dichte structuur

Stenen met dichte structuur hebben geen holle ruimten en zijn behoorlijk drukvast. Stenen met maximaal 15% holle ruimten gelden als volle stenen. Door de relatief hoge drukvastheid zijn deze bijzonder geschikt voor bevestigingen met behulp van pluggen. Holle bouwstenen of ventilatiestenen bestaan meestal uit hetzelfde drukvaste materiaal als een baksteen of klinker, maar zijn voor­zien van holle ruimtes. Bij zware belastingen moeten in holle stenen speciale pluggen worden gebruikt. Deze pluggen dienen de holle ruimten te overbruggen of op te vullen.

Metselwerk

Metselwerk is een opbouw van stenen en specie. De drukvastheid van stenen is groter dan de drukvastheid van specie, waardoor verankering in de steen de voorkeur geniet. Naarmate het bouwwerk ouder is, wordt het verschil in drukvastheid groter en neemt het belang van verankering in de steen toe. Aan de hand van de structuur en het percentage holle ruimten zijn vier groepen steensoorten te onderscheiden.

Open structuur

Stenen met open structuur hebben een geringe drukvastheid en zijn zeer poreus. Voor een optimale bevestiging moeten speciale pluggen worden toegepast, bijvoorbeeld pluggen met grote drukvlakken. Wanneer deze stenen bovendien zijn voorzien van holle ruimtes, dan is een zorgvuldige keuze en montage van de juiste plug een voorwaarde voor een betrouwbare verankering. Geschikte pluggen zijn bijvoorbeeld pluggen met een zeer lang drukvlak of injectiesystemen die bestaan uit draadstang, ankerhuls (kous) en injectiemortel. Voorkom dat de boorgaten te groot worden en de wandjes in holle bouwstoffen wegbreken. Dat doet u door gaten in holle bouwstenen en bouwstoffen met een open structuur uitsluitend door middel van roterend boren aan te brengen. Hamerend boren vergroot namelijk de kans op afbrokkeling van het materiaal. Het boren gaat sneller wanneer u bij roterend boren hardmetalen boren gebruikt.

Beton

Tot de materiaalsoort beton behoren Iicht beton, normaal beton en zwaar beton. Licht beton onderscheidt zich van normaal beton door toevoeging van materialen als bims, styropor, vliegas, klinker isolith e.d. aan de mortel. In alle soorten is cement het bindmiddel. Door de toevoeging, die een geringere drukvastheid heeft dan de kiezel in normaal beton, ontstaan minder gunstige omstandigheden voor de verankering.
De maximale draagkracht van constructieve bevestigingen aan beton hangt sterk af van de drukvastheid van het beton. De druk­vastheid of druksterkte van beton wordt weergegeven door middel van de zgn. kubus druksterkte. De kubus druksterkte is gerelateerd aan de drukkracht sterkte die een kubus met de afmetingen 15 x 15 x 15 cm minimaal kan verwerken, voordat deze begint te bezwijken. Deze waarde wordt in de bouwstofaanduiding aangegeven door middel van de hoofdletter B in combinatie met een getal. Een kubus druksterkte van B25 geeft aan dat de druksterkte van dit beton minimaal 25 MPa bedraagt. Een soortgelijke sterkteaanduiding is gerelateerd aan een cilinder­ vorm met de afmetingen Ø16 x 32 cm conform Europese Voornorm ENV 206, waarbij de aanduiding C20/25 wordt. Hierin staat de eerste waarde voor de minimale karakteristieke cilinder druksterkte, 20 MPa. De tweede waarde geeft de minimale karakteristieke kubus druksterkte weer, 25 MPa.
Sluit deze pagina niet. De melding verdwijnt zodra de pagina klaar is met laden.